Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Hij zeide: Laat Mij gaan, want de dageraad is opgegaan. Maar hij zeide: [39]Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent. 39. Omdat hij nu gevoelde dat hij niet met een mens had te doen, maar met een meerderen; daarom begeerde hij door hem gezegend te zijn.